Beëdiging en inhuldiging

In het Koninkrijk der Nederlanden wordt een nieuwe Koning niet gekroond, maar beëdigd en ingehuldigd. De nieuwe Koning is in functie vanaf het moment dat zijn voorganger overlijdt of troonsafstand doet. Volgens de Grondwet moet de Koning zo snel mogelijk daarna worden beëdigd en ingehuldigd.

De Grondwet schrijft voor dat de beëdiging en inhuldiging moet plaatsvinden in de hoofdstad Amsterdam tijdens een openbare Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer). De Koning zweert of belooft trouw aan het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet en een getrouwe vervulling van zijn ambt.

Inhuldigingsceremonie

De huidige inhuldigingsceremonie is voor het eerst uitgevoerd in 1814 bij de inhuldiging van Koning Willem I, toen nog als soeverein vorst. Sindsdien is de Nieuwe Kerk in Amsterdam de locatie voor deze plechtigheid. De ceremonie kreeg haar definitieve vorm bij de beëdiging en inhuldiging van Koning Willem II in 1840.

Hoewel de plechtigheid in een kerk plaatsvindt, heeft de huldiging geen godsdienstig karakter. De betekenis ervan is puur staatsrechtelijk. Omdat de Koning in Nederland niet gekroond wordt, is de kroon bij beëdiging en inhuldiging alleen te zien samen met de andere regalia op de credenstafel.

De formulering van de eed of belofte van de Koning is vastgelegd in de Wet beëdiging en inhuldiging van de Koning, en luidt als volgt:

"Ik zweer (beloof) aan de volkeren van het Koninkrijk dat Ik het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven.

Ik zweer (beloof) dat Ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van het Koninkrijk met al Mijn vermogen zal verdedigen en bewaren; dat Ik de vrijheid en de rechten van alle Nederlanders en alle ingezetenen zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de welvaart alle middelen zal aanwenden welke de wetten Mij ter beschikking stellen, zoals een goed en getrouw Koning schuldig is te doen.

Zo waarlijk helpe Mij God almachtig! (Dat beloof Ik!)"

Regalia

De regalia zijn in 1840 in opdracht van Koning Willem II door verschillende edelsmeden gemaakt. Ze symboliseren de macht en waardigheid van de Koning. De regalia bestaan uit de kroon, de scepter, de rijksappel, het rijkszwaard en de rijksstandaard.

De kroon symboliseert de soevereiniteit van het Koninkrijk der Nederlanden en verbeeldt de waardigheid van het staatshoofd. De scepter staat symbool voor het gezag van de Koning. De rijksappel staat symbool voor het grondgebied van de Koning. Het rijkszwaard staat symbool voor de macht van de Koning. Op de rijksstandaard of -banier staat het Nederlandse wapen.

Nederland kent alleen een inhuldiging, geen kroning. Dit betekent dat de Koning(in) de kroon nooit op zijn of haar hoofd draagt. Bij een inhuldiging liggen de regalia, ook wel rijksinsigniën genoemd, op de zogeheten credenstafel. Op de tafel ligt ook een exemplaar van de Nederlandse Grondwet en een exemplaar van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.