Openingstoespraak Prinses Laurentien op 12 november 2005
25e Congres Genootschap Onze Taal te Utrecht: ’Taal in beweging – verval of verrijking?’
Dames en heren,
Enigszins verlegen sta ik hier voor u. U kunt zich voorstellen dat het voor mij een grote uitdaging was: een toespraak te schrijven voor dit bijzondere Genootschap, voor zoveel taaldeskundigen en over zo'n complex en prikkelend thema waarover de meest uiteenlopende meningen bestaan. Natuurlijk had ik de hulp kunnen inroepen van de Taaladviesdienst van uw Genootschap en dan met name van de dienst die "teksten volledig herschrijft". Er was ongetwijfeld een schitterend verhaal uitgekomen. Deze verleiding heb ik weerstaan. Als uw nieuwe Beschermvrouwe vond ik het passender enkele persoonlijke gedachten met u te delen over waarom taal, en in het bijzonder de Nederlandse taal, mij zo bezighoudt. En waarom ik met groot genoegen deze functie heb aanvaard.
´De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld`, luidt de bekende uitspraak van de Oostenrijkse filosoof Ludwig Wittgenstein. Wat ik niet in taal kan uitdrukken, bepaalt de grens van wat ik begrijp, van mijn wereld. En wat niet in mijn wereld is, kan ik niet in taal vangen. Daarom is aandacht voor taalontwikkeling en taalvaardigheid van kinderen zo belangrijk. Ik kom hier later op terug.
Ik was zo'n acht jaar oud toen ik mij voor het eerst écht bewust werd van taal. Mijn moeder had de ergerlijke gewoonte om het Nederlands te verbeteren van vriendinnetjes die bij mij thuis kwamen spelen. Formuleringen als "Dit is groter als dat..." of "hun hebben dat gezien" kon zij moeilijk aanhoren... U begrijpt dat ik als kind niet stond te springen om dergelijk taalpurisme. "Laat hen toch. Ik begrijp toch wat zij zeggen!", verweet ik mijn moeder dan. Nu merk ik dat de correcties van mijn moeder geen beperking waren maar juist een verrijking. Nu ben ik haar dankbaar voor haar taalbemoeienis van destijds. Vooral zíj heeft mij inzicht gegeven in het belang van zuiver taalgebruik.
Wat overigens niet wil zeggen dat ik dat altijd goed weet toe te passen... Ik maak mij nogal eens schuldig aan 'kromme´ uitdrukkingen. Dat is meer de inbreng van mijn vader. Zo zei ik tegen een zaal journalisten tijdens onze verlovingsaankondiging dat ik "met volle mond ja had gezegd" op het huwelijksaanzoek van mijn man. Ik had beter kunnen weten.... zeker gezien de regelmaat waarmee ik al jaren het tijdschrift Onze Taal lees - wederom dankzij mijn moeder.
Ik kan u volmondig zeggen dat ik geen taaldeskundige ben - dat bent ú. Wel staat taal centraal in drie belangrijke dimensies van mijn leven: mijn werk, bij mijn alfabetiseringsactiviteiten en in de relatie met mijn kinderen. Ik zal hier kort op ingaan.
Allereerst: in mijn werk, waar taal vooral communicatiemiddel is. Wij gaan hier vaak te lichtvoetig mee om. De uitdaging is om zowel je eigen boodschap zorgvuldig te formuleren als begrip te hebben voor de ontvanger van die boodschap - inclusief zijn taalgebruik. Als je één van de twee aspecten weglaat, is de kans groot dat de communicatie niet effectief is, of zelfs tot problemen kan leiden.
Zuiver taalgebruik moet het ook vaak afleggen tegen de snelheid waarmee men denkt te moeten communiceren. Deze onzorgvuldigheid wordt groter door het gebruik van digitale communicatiemiddelen zoals e-mail, sms en MSN. Als onzorgvuldigheid ons taalgebruik gaat domineren is dat wel degelijk verval, om bij de titel van dit congres te blijven. Om van de risico's en kosten van semantische verwarring veroorzaakt door onzuiver taalgebruik niet eens te spreken.
Dan ten tweede: mijn alfabetiseringswerk. Daarbij heb ik geleerd dat taalvaardigheid niet voor lief genomen kan worden. En dat taal niet alleen een intellectueel instrument is. Vraagt u aan medeburgers die de geschreven taal pas op latere leeftijd onder de knie hebben gekregen, wat de Nederlandse taal voor hen betekent. De kans is groot dat de antwoorden variëren van: "het kunnen lezen heeft mij eigenwaarde gegeven", of: "nu durf ik aan alles mee te doen" of "Ik schaam mij niet meer". Dus met taal geven wij uitdrukking aan wie we zijn als persoon.
Ook de cijfers bewijzen dat de strijd voor een geletterde samenleving geen overbodige luxe is: niet minder dan anderhalf miljoen mensen in Nederland kunnen niet genoeg lezen en schrijven om volledig onafhankelijk te kunnen functioneren. Dat is toch onacceptabel? En misschien nog schrikbarender: naar schatting 10 procent van de 15-jarige kinderen in Nederland heeft moeite om ´Pluk van de Petteflet´ te lezen.
Dat brengt mij bij het laatste taalaspect in mijn leven: de taal van kinderen. U bent het ongetwijfeld met mij eens dat kinderen ons onbewust helpen om dichter bij de kracht en de essentie van taal te komen. Kinderen dwingen ons om onze gedachten simpel en duidelijk te formuleren. Wij merken dan hoeveel ruis en verduistering er in ons dagelijks taalgebruik is geslopen. "Ik heb donker in mijn ogen", zegt mijn drie-jarige dochter als het licht uitgaat. En sneeuwvlokken zijn volgens haar "witte waterdruppels".
Deze drie gebieden uit mijn persoonlijk leven, zijn eigenlijk één op één over te brengen naar de belangrijke rol die taal inneemt in onze samenleving. Zuiver taalgebruik, meer mensen die kunnen deelnemen aan onze maatschappij en investeren in de taalontwikkeling van kinderen.
"Taal leeft, taal verandert", heeft de heer Elout, oprichter van dit Genootschap, enkele jaren geleden in een interview gezegd. Inderdaad. Neem bijvoorbeeld jongerentaal, straattaal of de taal die veel jongeren voor hun internet communicatie gebruiken. Voor de meesten van ons onbegrijpelijke talen... Vaak draait hierbij de discussie om de vraag of dit wel of niet een goede ontwikkeling is. Verval of verrijking? Maar is dat hier wel de juiste vraag? Deze jongerentalen zijn nu eenmaal de realiteit, of wij het leuk vinden of niet. Gaat het er niet vooral om dat jongeren óók aansluiting blijven vinden met de algemene taal, met zuiver taalgebruik? Dat deze talen naast elkaar hun functie hebben? Wij zien nu al problemen ontstaan met jongeren die door hun beperking tot 'digitaal' taalgebruik weinig aansluiting vinden met hun werk, waar algemeen taalgebruik noodzakelijk is.
Wanneer jongerentaal géén uiting is van onzorgvuldigheid, maar van creativiteit, moeten wij onze grenzen hier niet voor sluiten. Ook onze wereld kan hiermee verrijkt worden.
Dus ja, taal leeft. Maar het moet ook houvast bieden - zoals ook de oprichter van mening was. Taal dient bij uitstek als cement van onze samenleving. Wij zullen er alert op moeten zijn dat een toename van uiteenlopend taalgebruik geen scheur laat ontstaan in onze sociale samenhang.
Dit brengt ons terug naar Wittgenstein. ´De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld`. Door kinderen wist hij de grenzen van zijn taal en daarmee zijn wereld te verleggen. Velen van u zullen weten dat hij halverwege zijn leven een ommezwaai maakte. Het eerste deel van zijn leven richtte hij zich op het oplossen van filosofische problemen. Toen hij dacht deze allemaal opgelost te hebben, stopte hij met schrijven, schonk zijn vermogen aan goede doelen en trok zich terug in een bergdorpje om les te geven aan kinderen op een lagere school. Juist deze interactie bracht hem tot inzicht zijn grenzen te verleggen.
Dan tot slot. Velen van u zullen dit citaat herkennen: 'Meneer Staab, U moet er écht iets aan doen!' Prinses Juliana doelde op de verminderde kwaliteit van het Nederlandse taalonderwijs, en de noodzaak aan deze teloorgang een halt toe te roepen. Deze gevleugelde woorden van Prinses Juliana kenmerken haar enorme betrokkenheid, maar liefst 38 jaar lang, bij dit bijzondere Genootschap en bij de Nederlandse taal in het algemeen. Naast haar liefde voor taal zal deze verbintenis een belangrijke bron van inspiratie voor mij zijn.
Ik dank u hartelijk voor uw vertrouwen!
12.11.2005