Toespraak van Hare Majesteit de Koningin tijdens het Regeringsdiner t.g.v. haar 25-jarig regeringsjubileum
Ridderzaal te Den Haag, 17 december 2005
Mijnheer de Minister-President,
Dank u voor uw buitengewoon vriendelijke woorden.
Ik kan mij geen mooiere afsluiting van dit jubileumjaar voorstellen dan het diner dat U ons vanavond aanbiedt namens het Koninkrijk. U allen geeft mij hiermee een heel speciaal cadeau, een weerzien met bewindslieden met wie ik in de afgelopen 25 jaar heel veel heb meegemaakt.
Dit diner komt aan het eind van een jaar dat voor mij in ieder opzicht bijzonder is geweest, rijk aan verrassende ontmoetingen, interessante gesprekken en veel vreugdevolle momenten.
Voor dit slotevenement zijn de gouverneurs en bewindslieden bijeengekomen, met wie ik vanaf 1980 heb samengewerkt. Bijna allen hebben bij het aanvaarden van hun functie tegenover mij de eed of de belofte afgelegd. Ik heb dat speciale moment altijd beschouwd als het begin van een bijzondere band tussen de ministers en staatssecretarissen en mijzelf - in zekere zin vergelijkbaar met het verbond dat bij mijn inhuldiging door de plechtige verklaring met de Staten-Generaal werd gesloten. Het houdt de bereidheid van ons allen in samen te werken in het belang van het Koninkrijk.
Bij hun ambtsaanvaarding weten degenen die eed of belofte afleggen, meestal niet precies waar zij aan beginnen. Hun taak blijkt soms zwaarder dan zij hadden gedacht. Er is bovendien moed voor nodig. Dat geldt ook voor de bewindslieden op Aruba en de Nederlandse Antillen, die dikwijls voor de moeilijke opgave staan in kleine gemeenschappen voor het algemeen belang op te komen. Het openbare ambt kan een zware druk leggen op bewindslieden en op hun gezinnen. Het is bewonderenswaardig dat desondanks altijd mensen bereid zijn de verantwoordelijkheden en verplichtingen van dit ambt op zich te nemen en inhoud te geven aan het woord 'minister' in zijn letterlijke betekenis: 'dienaar' - in dit geval van het vaderland.
De gesprekken met ministers en staatssecretarissen zijn voor mij altijd bijzondere momenten geweest. In de afgelopen jaren heb ik met U allen, soms intensief, samengewerkt. Daardoor heb ik uw vakgebied leren kennen, maar ook gezien hoe iedereen op eigen wijze zijn verantwoordelijkheid opvat, de problemen benadert en een eigen invulling geeft aan de gezamenlijke taak. Het is een bijzonder genoegen U allen, die bij mij zoveel herinneringen oproepen, hier weer te ontmoeten.
Vanzelfsprekend ga ik nu, voor het oog van de media, niet ín op die herinneringen. Zij vallen onder het 'geheim van het Noordeinde', waaraan ook ik geacht word mij te houden, evenals U allen dat altijd consciëntieus hebt gedaan - in tegenstelling soms tot andere gesprekspartners.
Graag wil ik U, Mijnheer Balkenende, nogmaals hartelijk danken voor het initiatief tot deze unieke avond en voor uw gastvrijheid - waar U ook zoveel leden van mijn familie in hebt willen betrekken.
Dan wil ik u heel speciaal bedanken voor dit schitterende cadeau. Ik weet dat het een kunstwerk is van mijnheer Wouter van Baalen. Ik vind het echt heel bijzonder. Het is modern en tegelijkertijd staat het in een oude traditie. Als zodanig is het ook een heel mooi symbool. Ik hoop dat ik het vaak kan gebruiken en dat heel veel mensen er van kunnen meegenieten. Bijzonder veel dank.
Mijnheer de Minister-President,
Graag breng ik een toast uit op de gezondheid van alle bewindslieden met wie ik heb mogen samenwerken en op een gelukkige toekomst voor het Koninkrijk dat zij dienen of hebben gediend.