Toespraak uitgesproken door Hare Majesteit de Koningin ter gelegenheid van het officiële bezoek van de President van Mongolië, Den Haag, 6 december 1999
Mijnheer de President,
Het is voor mijn man en mij een groot genoegen U en Mevrouw Oyunbileg hier welkom te heten. Wij begroeten in U de hoogste vertegenwoordiger van een ver en bevriend land - een land waarmee Nederland in de toekomst een hechtere band hoopt te hebben dan de geschiedenis van de nu aflopende eeuw ons heeft toegestaan. Uw bezoek aan ons land, het eerste van een Mongools staatshoofd aan Nederland, is bij uitstek geschikt om dit nieuwe tijdperk in te luiden.
Zelden zal een gastland zich zo goed op het bezoek van een bevriend staatshoofd hebben kunnen voorbereiden als in Uw geval. In de zomer van dit jaar hebt U ons immers al een unieke collectie Mongoolse kunstschatten gezonden, die hier vier maanden in Amsterdam onderdak heeft gevonden en vele duizenden bezoekers heeft getrokken. De naam van de tentoonstelling, "De dansende demonen van Mongolië", was intrigerend, maar deed niet geheel recht aan de inhoud. De bezoeker werd beloond met een veel rijker palet van traditie, religie, historie, kunst en cultuur dan de titel aanduidde. De expositie heeft voor veel Nederlanders - en voor de buitenlanders die hiervoor naar Amsterdam kwamen - Mongolië zeer duidelijk op de kaart gezet. Zij was een waardige voorbode van Uw bezoek.
In de loop van de geschiedenis zijn een aantal malen en in verschillende delen van de wereld, imperia opgebouwd. Hoe groot deze wereldrijken ook waren, zij konden zelden de vergelijking doorstaan met het rijk dat de Mongolen onder leiding van Ghengis Khan en zijn nazaten enkele honderden jaren geleden hebben weten te vestigen. De westelijke grens reikte destijds tot ver in Europa. Niet alleen historici, maar ook reizigers als Marco Polo hebben ons met deze grote geschiedenis van Uw land vertrouwd gemaakt. Uw land is daardoor, zelfs in perioden van isolement, bij zeer velen tot de verbeelding blijven spreken.
Een land met zo'n groots verleden kan het niet gemakkelijk zijn gevallen in deze eeuw gedurende decennia in een onvrijwillige associatie met een groot buurland te moeten leven. Het is alweer tien jaar geleden dat aan deze periode een eind kwam en Mongolië zijn onafhankelijkheid herwon. In de lange geschiedenis van Uw land vormt één decade slechts een bescheiden hoofdstuk. Toch heeft Mongolië in die korte tijd een opmerkelijke transformatie doorgemaakt. Door de spoedige introductie van vrije verkiezingen, een vrije pers en respect voor particulier initiatief, is het erin geslaagd als een vertrouwd en gerespecteerd partnerland te worden opgenomen in de kring der democratische staten.
De ommekeer van tien jaar geleden bracht Mongolië mèt de herwonnen vrijheid ook een dramatische economische terugval. Ondanks deze nadelige uitgangspositie heeft Uw land met ingrijpende hervormingen de aanzet weten te geven tot een opmerkelijk herstel van de economie. Dit herstel, waarin voorrang wordt gegeven aan de bestrijding van armoede en werkloosheid, heeft ook stand gehouden gedurende de crises die zich sindsdien in de landen om U heen hebben voorgedaan. Dit heeft bij allen die Mongolië steunen, het vertrouwen in een goede toekomst voor Uw land verder versterkt. Nederland hoopt bij het bouwen aan deze toekomst een nuttige rol te kunnen blijven vervullen.
Mijnheer de President,
Ruimte is een groot goed. Uw land is in dit opzicht, in tegenstelling tot het onze, rijk gezegend. De Przwalski paarden die kort geleden na een langdurig verblijf in Nederland zijn teruggekeerd naar hun natuurlijke habitat in Mongolië, kunnen dit bevestigen. Die ruimte biedt Uw land een veelheid van mogelijkheden, maar houdt tegelijkertijd verantwoordelijkheden in ten aanzien van de natuur en het milieu. Het is verheugend dat Uw regering aan de bescherming van de natuurlijke rijkdommen een hoge prioriteit toekent en dat op dit terrein bovendien een succesvolle samenwerking tussen onze landen bestaat.
Gaarne wil ik alle aanwezigen uitnodigen met mij het glas te heffen op Uw gezondheid, Mijnheer de President, op die van Mevrouw Oyunbileg en op de groeiende samenwerking, op een toenemend aantal terreinen, tussen onze landen en onze volken.