Speech uitgesproken door Hare Majesteit de Koningin tijdens de benoeming van Z.E. Mr. Max van der Stoel tot Ridder in de Huisorde van de Gouden Leeuw van Nassau, Den Haag, 31 augustus 1999, gesproken woord geldt.
Mijnheer van der Stoel,
Vijftig jaar is lang in een mensenleven, maar kort in de geschiedenis. Niemand had gedacht dat na de vernietigende oorlogen die Europa deze eeuw heeft gekend, enig land of volk nog een oorlog zou beginnen. Toch is dit in de vijf decennia na de tweede wereldoorlog herhaalde malen gebeurd. Verschillende nieuwe staten in ons werelddeel zijn in ernstige gewapende conflicten verwikkeld geraakt, niet zozeer tussen naties als wel tussen minder- en meerderheidsgroepen binnen de landsgrenzen. De oorzaak lag vrijwel altijd in etnische tegenstellingen met diepe wortels in de Europese geschiedenis, krachten die nog steeds een bedreiging vormen voor de vrede in heel Europa. Deze dreiging indammen en terugdringen, is het centrale thema van Uw werk sinds Uw benoeming, in 1992, tot Hoge Commissaris voor Nationale Minderheden van de OVSE.
In de jaren van de koude oorlog kende Westeuropa een systeem van "early warning" voor mogelijke aanvallen op onze alliantie. Met de instelling van een Hoge Commissaris voor Minderheden heeft deze term een nieuwe inhoud gekregen: zo vroeg mogelijk de opleving van nationalistische gevoelens en spanningen tussen etnische groeperingen te signaleren. De delicate opdracht problemen rondom minderheden te bewaken en aan te geven hoe deze in goede banen kunnen worden geleid, werd U toevertrouwd. Niemand zal deze keuze hebben verbaasd. Deze functie paste bij uitstek bij iemand wiens hele internationale carrière in het teken heeft gestaan van de bescherming en versterking van de internationale rechtsorde en van de rechten van de individuele mens.
De benoeming van een Hoge Commissaris voor Nationale Minderheden was voor de OVSE een experiment. De eisen die aan de Hoge Commissaris werden gesteld, waren hoog, de middelen de men hem ter beschikking stelde, bescheiden. Veel, zo niet alles, hing af van de persoonlijkheid en de statuur van de functionaris zelf en van de wijze waarop hij van de schaarse middelen gebruik zou weten te maken. U hebt de verwachtingen op al deze punten ruim overtroffen en deze netelige taak ter hand genomen met de scherpzinnigheid, de werkkracht en de vasthoudendheid die wìj al van U kenden. Met de successen die U hebt geboekt - zelf altijd achter de schermen en zo mogelijk de eer aan anderen latend - hebt U de blijvende waarde van stille diplomatie aangetoond. Dankzij U is het commissariaat voor de Nationale Minderheden in het werk van de OVSE een onmisbaar instrument geworden.
<<< Zeven jaar is kort in de geschiedenis, maar lang in een mensenleven. U hebt nu bijna zeven jaar deze moeilijke maar voor de toekomst van Europa zo belangrijke taak vervuld. In de internationale gemeenschap en in Uw eigen land heeft de wijze waarop U als Hoge Commissaris de vrede hebt gediend, groot respect afgedwongen. U hebt met dit werk de kroon gezet op een lange en indrukwekkende loopbaan in openbare dienst.
Bij uitzonderlijke verdiensten past een uitzonderlijk eerbetoon. Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat een bijzonder eerbewijs mij ter beschikking staat: de Huisorde van de Gouden Leeuw van Nassau. Deze orde werd in 1858 ingesteld door Koning Willem III, toen tevens Groothertog van Luxemburg, en is nu een gemeenschappelijke huisorde van de staatshoofden van beide landen. Terugziend op Uw ambtsperiode als Hoge Commissaris, die nu ten einde loopt, en op de belangrijke publieke functies die U daarvóor hebt vervuld, benoem ik U met veel genoegen tot Ridder in deze orde.
De uitreiking, vanavond, van deze onderscheiding is geen verrassing voor U. Het leek mij beter U een "early warning" te laten geven. Zo konden in overleg met U gasten met wie U zich verbonden voelt, uitgenodigd worden hier vanavond bij te zijn. In deze kring van familie, vrienden en vakgenoten reik ik U nu gaarne de versierselen uit die horen bij dit zo verdiende Ridderschap in de Gouden Leeuw van Nassau.