Digitale toespraak van Koningin Máxima in haar functie van lid van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap ter gelegenheid van de viering van de 140e Dies Natalis van de Vrije Universiteit, Amsterdam
Professor Subramaniam, dames en heren,
Het is een eer om te gast te zijn bij de viering van Uw Dies natalis.
Fijn om erbij te zijn, ook al is het digitaal.
Voor U allemaal is dit een moeilijke periode. Voor de docenten, maar zeker ook voor de studenten. Alleen op je kamer achter de pc of de laptop. Weinig mogelijkheden om elkaar in persoon te ontmoeten. Dat kan eenzaam zijn. Daarom wil ik speciaal tegen alle docenten en studenten zeggen: houd moed!
140 jaar Vrije Universiteit. Dat is een felicitatie waard. Deze universiteit is opgericht in een tijd van grote economische en sociale veranderingen.
Abraham Kuyper, de oprichter, was een man die de nieuwe tijd omarmde.
Hij was een man van de wetenschap. Maar ook een man die oog had voor de mensen buiten de academische wereld.
Abraham Kuyper zag de grote betekenis van wat hij noemde: de ‘kleine luyden’. Middenstanders. Ambachtslieden. Arbeiders. Boeren. Onderwijzers. Kleine ondernemers.
In 1880 werden zij nog vaak over het hoofd gezien. Het was een tijd waarin steeds bredere groepen streden voor emancipatie. Voor een volwaardige plaats in de samenleving en de economie. Zij wilden gehoord worden en de kans krijgen zich verder te ontwikkelen en hun steentje bij te dragen.
Abraham Kuyper begreep dat en ondersteunde dat.
In zijn voetspoor – en mede in mijn rol als lid van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap - wil ik daarom vandaag spreken over het midden- en kleinbedrijf.
Niet iedereen realiseert zich hoe groot het belang is van het MKB.
Kleine en middelgrote ondernemers leveren meer dan zestig procent van de toegevoegde waarde in het bedrijfsleven. En ze leveren zeven van de tien banen in de marktsector. Dat zijn 4,3 miljoen mensen. Als U een bijbaan heeft, dan is de kans groot dat dit bij een MKB-bedrijf is. Ook is de kans groot dat U na Uw studie een baan vindt in het MKB of zelf een bedrijf begint.
Maar de betekenis van het MKB gaat nog veel verder. Het zijn MKB’ers die nieuwe ideeën en innovatieve oplossingen leveren voor maatschappelijke vragen die ons allemaal raken.
Een voorbeeld. Ze maken onze woningbouw sneller en duurzamer. Zoals bouwgroep Dijksma Draisma uit Dokkum, waar ik vorig jaar op bezoek was. Robots van dit bedrijf zetten in ‘no time’ een compleet huis in elkaar dat ook nog energie levert.
Een ander voorbeeld: MKB’ers maken onze zorg beter en efficiënter. Zoals het bedrijf FocusCura waar ik vaak ben geweest. Dit bedrijf helpt mensen langer zelfstandig te blijven met slimme technologie thuis.
En ik kan nog vele andere voorbeelden noemen van de positieve en maatschappelijke rol van het MKB. Zoals de sociale functie van de bakker op de hoek. Of de bijdrage van lokale ondernemers aan de gemeenschap, door het steunen van de voetbalclub en de muziekvereniging.
Je zou kunnen zeggen: als het goed gaat met het MKB, gaat het goed met Nederland. Meer banen, meer innovatie, meer concurrentie, een breder aanbod voor consumenten en tal van positieve sociale effecten.
De coronapandemie waar we nu middenin zitten, treft veel ondernemers hard. Niet iedereen natuurlijk. Met de meeste bezorgdiensten en de ICT-bedrijven gaat het nu juist goed. Maar voor anderen is de nood heel hoog. De horeca en de culturele sector hebben te maken met omzetverliezen van 70 tot 80 procent.
Er is dus veel te doen. Allereerst om gezonde bedrijven de kans te bieden om deze crisis door te komen. Daarvoor heeft de overheid allerlei maatregelen genomen voor de korte termijn.
Maar er is meer nodig. We moeten ook het verdienvermogen van Nederland op langere termijn vergroten.
Van de vorige crisis (2008-2012) weten we dat het MKB toen kwetsbaarder was en harder werd geraakt dan het grootbedrijf. En het is nu niet anders. Dus is het belangrijk om het MKB weerbaarder te maken. Zodat we samen sterker uit deze crisis komen dan we erin gingen.
Daarom wil ik U uitnodigen om samen ‘onder de motorkap’ van de economie te kijken. En daar zien we dat een aantal onderdelen aan versterking toe is. Welke punten treffen we aan?
Ten eerste wat ik noem ‘de ondernemende houding’.
Nederlanders ondernemen graag en veel. Vaak al op jonge leeftijd! Just Eat Takeaway, Coolblue, Suitsupply, Dutch Coding Company, ze zijn alle begonnen als studentenbedrijfje.
Uit de Global Entrepreneurship Monitor komt Nederland naar voren als een land waarin relatief veel mensen kiezen voor het ondernemerschap. We zitten boven het EU-gemiddelde. Dat is positief.
Mensen starten vaak een bedrijf vanuit de droom van zelfstandigheid. Een mooie ambitie!
Maar bij veel starters zijn de ambities bescheiden als het gaat om het creëren van banen. De meeste starters in Nederland blijven het liefst ‘solo’ werken, zonder medewerkers in dienst te nemen. In Nederland heeft slechts 43% van de starters het voornemen om binnen vijf jaar tenminste één andere baan te creëren. In de Europese Unie is dat 67%.
Nederland heeft ook relatief weinig bedrijven die dóórgroeien. Slechts 5% van de bedrijven die in 2010 bestonden, is acht jaar later naar een hogere grootteklasse gegroeid. Dat is jammer, want groei is belangrijk voor de Nederlandse economie. En ik zei het al: hoe groter je bedrijf, hoe minder kwetsbaar je bent.
Een ondernemende houding is ook: innoveren en gebruik maken van de mogelijkheden van digitalisering. Het aandeel MKB-bedrijven dat bijvoorbeeld gebruik maakt van big data en clouddiensten is lager dan binnen het grootbedrijf. Vooral het kleinere MKB blijft achter.
Door te innoveren kan een bedrijf zich steeds weer aanpassen aan veranderende omstandigheden en héél lang een waardevolle rol blijven spelen. Ik kan heel veel voorbeelden geven, maar noem een bedrijf dat is opgericht in precies hetzelfde jaar als de VU: Daalderop, in Tiel.
In 1880 begonnen als metaalbedrijfje. Ze maakten spullen voor het huishouden: potten, schalen, ketels en petroleumlampen. In de 20ste eeuw kwamen daar elektrische apparaten bij. Daarna specialiseerde het bedrijf zich in verwarmingsapparatuur, zoals boilers.
En nu bestaat het bedrijf nog steeds als specialist in totaaloplossingen voor energieneutraal wonen, met als motto ‘climate for life’.
Van waxinelichtje tot warmtepomp. Het bedrijf heeft perioden van bloei en van krimp gekend. Het heeft oorlogen, depressies en crises overleefd door zich steeds weer aan te passen aan nieuwe tijden. Begonnen in de 19de eeuw, speelt het nu een rol bij het bedenken van oplossingen voor de 21ste eeuw.
Dat vraagt om een ondernemende houding, het inspelen op trends en het vermogen om te veranderen, zowel in organisatievorm en strategie als processen, producten en diensten.
Het tweede element onder de motorkap is:
de financiering van het MKB.
Vóór de coronacrisis zagen we dat bedrijven buffers opbouwden. De crisis laat zien dat het goed is om een appeltje voor de dorst te hebben. Maar tegenover het belang van voldoende buffers staat wel het risico dat bedrijven te weinig investeren.
We zagen eerder – ook voor de coronacrisis – dat Nederlandse MKB’ers veel investeringen vanuit intern eigen vermogen financieren. Zij maken minder gebruik van externe financiering dan bedrijven elders in de eurozone.
Tegelijkertijd blijft ons MKB afhankelijk van banken. Bankleningen zijn nog steeds de belangrijkste vorm van externe financiering, terwijl de relatieve kans op bankfinanciering bij het MKB in Nederland zo’n 15% onder het gemiddelde in de eurozone ligt.
In de afgelopen jaren is het financieringslandschap diverser geworden, ook in Nederland. Denk hierbij bijvoorbeeld aan fintech. Of aan factoring, waarbij een financieringsmaatschappij openstaande facturen direct uitbetaalt. Er zijn voor een ondernemer nu meer manieren om aan werkkapitaal te komen, maar de totale omvang van alternatieve, non-bancaire bronnen is nog beperkt.
En het gaat om méér dan werkkapitaal voor de dagelijkse bedrijfsvoering.
Heel belangrijk is het vergroten van het verdienvermogen op langere termijn. Zonder investeringen in mensen, nieuwe processen, methoden en producten en ICT kan geen bedrijf succesvol blijven. Dit is lastig te financieren met vreemd vermogen, dus het is duidelijk: om dit soort investeringen te stimuleren, moet het eigen vermogen van bedrijven worden versterkt. Dat kan bijvoorbeeld met hulp van business angels en crowdfunding. Of met hulp van investeringsmaatschappijen en meer ruimte voor achtergestelde leningen.
In ieder geval is het nodig dat we zicht hebben op belemmeringen voor investeringen in innovatie. Wat als we in plaats van een gebouw als onderpand voor een lening, een efficiënter proces of een nieuw product kunnen gebruiken? Hoe kunnen we verder komen als de informatie over de rendementen en risico’s van deze innovatie beperkt is? Wat zijn dus de nieuwe zekerheden als we spreken over financiering van innovatie en wat zijn de nieuwe datasets die we moeten gebruiken?
En hoe bereiken we dat het geld dat beschikbaar is voor investeringen op de goede plekken terecht komt, bij de kleine en groeiende ondernemingen die willen innoveren?
Het is dus duidelijk: investeren in innovatie vraagt ook om innovatie in investeren!
Overigens moeten we beslist niet het hele MKB over één kam scheren. Om te kunnen renderen, moeten investeringen wel goed gericht zijn.
Bedrijven die stabiel of groeiend zijn, hebben andere oplossingen nodig dan bedrijven die weinig toekomstperspectief hebben. Het is geen schande om te stoppen of te verkopen. Of om het bedrijfsmodel te veranderen en de bakens te verzetten. Daar moet geen taboe op rusten. Integendeel: beter vroeg van koers veranderen en het roer omgooien dan te laat reageren waardoor het schip zinkt.
Dan kom ik nu op het derde element ‘onder de motorkap’: mobiliteit op de arbeidsmarkt.
En die hebben alles te maken met het voortdurend blijven ontwikkelen van je kennis en vaardigheden.
Eén op de vijf Nederlanders tussen de 25 en 65 jaar volgt een opleiding of cursus en doet mee aan ‘een leven lang ontwikkelen’. Vier op de vijf mensen dus niet.
Eén op de zes werknemers in het MKB krijgt formele scholing. Vijf op de zes dus niet.
Waarom is dit een gemiste kans?
Omdat we daardoor veel minder wendbaar zijn, zowel in goede als in slechte tijden.
Een jaar geleden waren er bijna overal tekorten op de arbeidsmarkt. Banen waren er in overvloed, maar er waren onvoldoende mensen met de goede vaardigheden en dat hinderde bedrijven die massaal op zoek waren naar goed opgeleid personeel.
Nu zien we het omgekeerde. Veel bedrijven hebben het moeilijk en hebben minder mensen nodig, terwijl in andere sectoren vaak nog wél – en juist heel veel - werk is. De zorg, het onderwijs, de installatiebranche, duurzame technologie, de ICT.
Ook binnen organisaties verschuiven de werkzaamheden. Bijvoorbeeld minder contacten met klanten aan de balie en juist meer digitale dienstverlening.
Zekerheid zit niet alleen in een vaste baan of vaste functie. Maar juist in het vermogen om te veranderen, binnen en buiten de organisatie waar je werkt.
Crisis of geen crisis: een leven lang ontwikkelen is broodnodig voor onze samenleving, voor onze economie, voor onze bedrijven en voor ieder individueel mens.
‘Een leven lang ontwikkelen’ zou het nieuwe normaal moeten zijn.
Daarom is het zo belangrijk dat we dit veel sterker verankeren. Dat kan op veel manieren: met leerrechten, ontwikkelbudgetten en veel meer samenwerking tussen bedrijven en onderwijsinstellingen.
Maar we moeten onszelf ook afvragen: hoe krijgen we mensen in beweging? Welke prikkels zijn er? Hoe helpen we MKB’ers de weg te vinden bij zoveel aanbieders? Hoe moeten cursussen eruit zien? En welke andere mogelijkheden zijn er, zoals job rotation en stages, ook op latere leeftijd?
We kunnen de inbreng van studenten goed gebruiken bij het beantwoorden van deze vragen.
Overigens: ‘een leven lang ontwikkelen’ geldt niet alleen voor werknemers, maar ook voor ondernemers zelf! Ook zij moeten zich blijven ontwikkelen en zich blijven verdiepen in hoe hun bedrijf in elkaar steekt, ook financieel.
Er is een sterke relatie tussen de aandacht in een bedrijf voor scholing en ontwikkeling en de kwaliteit van het management. Een goed, open management met hart voor de medewerkers en oog voor de klanten en de sociale context, is een heel belangrijke succesfactor. Het gaat om het creëren van een stimulerende bedrijfscultuur, om inspirerend leiderschap, om samenwerking zoeken en creativiteit bevorderen.
De universiteiten hebben hierbij een belangrijke rol.
De VU heeft mensen in huis die hier alles van weten. In de eerste plaats professor Mirjam van Praag, voorzitter van het College van Bestuur.
Professor van Praag, vorig jaar zei U het treffend bij de opening van het Academisch Jaar. Ik citeer:
“De waarde van wetenschap kan omhoog door ondernemender te zijn. Door het toevoegen van wetenschappelijke kennis en vaardigheden buiten de muren van de universiteit, aan organisaties, aan bedrijven en particulieren. Dat vraagt om ondernemerschap van studenten, onderzoekers, en van de universiteit in zijn geheel. Wendbaarheid is essentieel om waardevol te blijven.”
Door onderzoek waarbij U betrokken was, weten we dat de kans dat je ondernemer wordt voor één derde wordt bepaald door wat je genetisch bij je geboorte meekrijgt en voor twee derde door wat je leert.
Ondernemerschap kun je dus leren en ontwikkelen!
Een aantal van U koestert misschien zelf de droom van een eigen bedrijf. Sommigen van U zijn misschien op dit moment al ondernemer. U kunt daar al Uw talenten en kennis in kwijt.
Maar ondernemerschap is een zaak van ons allemaal. Elke euro die we gericht investeren in onderwijs, innovatie en groei in het MKB kunnen 2,5 euro aan extra toegevoegde waarde opleveren voor de hele maatschappij. Die investeringen verdienen zichzelf dubbel en dwars terug.
Abraham Kuyper leerde ons dat met bundeling van krachten en met doorzettingsvermogen bergen kunnen worden verzet. Dat voorbeeld is nog steeds actueel.
Ik wens de VU van harte geluk met het 140-jarig bestaan en U allemaal heel veel succes bij het realiseren van Uw dromen en plannen voor de toekomst.
Dank U wel.