Toespraak van de Prins van Oranje tijdens SASBE2009 symposium voor slim en duurzaam bouwen, in Delft op 16 juni 2009
De toespraak is uitgesproken in het Engels.
Geachte dames en heren,
Allereerst wil ik Ken Yeang en Dirk Sijmons bedanken voor hun bereidheid hun kennis en inzichten met ons te delen - een zeer leerzame ervaring. Het is altijd fijn te luisteren naar mensen die erin slagen hun kennis op een levendige manier over te brengen. Ik hoop dus maar dat u wat geduld met mij zult hebben.
Als we het hebben over een slimme en duurzame omgeving bedoelen we natuurlijk hoe slim wij kunnen zijn en hoe duurzaam wij kunnen ontwerpen en bouwen. Moeder natuur gaat nu eenmaal haar eigen gang. Dus hoe slim moeten we zijn en hoe ver moeten we gaan om ons aan te passen aan de klimaatverandering, gelet op het feit dat onze middelen beperkt zijn? Dit is precies waar het in de huidige discussies om draait.
Water, dames en heren, is de bron van alle leven. Het geeft ons leven vorm. We wonen op een blauwe planeet waar de verhouding water-land 70:30 is. Dat we water in overvloed hebben is dus nog zachtjes uitgedrukt.
Het probleem is echter dat deze overvloed niet netjes verdeeld is. Sommige delen van de wereld gaan al jaren gebukt onder droogte terwijl andere worden getroffen door overstromingen.
25 mei jl. werden Bangladesh en West-Bengalen in het oosten van India nog getroffen door cycloon Aila. Aila veroorzaakte enorme overstromingen en eiste vele levens. Velen raakten dakloos en het bedrijfsleven en de economieën ter plaatse werden weggevaagd. Kort voordat Aila toesloeg, werden ook Queensland en New South Wales in Australië geconfronteerd met grootschalige overstromingen. En dat terwijl de boeren in het zuiden van Australië nog steeds bidden om regen.
Omdat Nederland in een delta gelegen is, heeft het ook zijn portie aan overstromingen gehad. Door de eeuwen heen hebben we allerlei barrières en andere middelen opgeworpen om onze voeten droog te houden. En, zoals u allemaal weet, hebben we land drooggelegd. Wij moeten het opnemen tegen water uit drie richtingen: neerslag van boven, rivierwater uit het oosten en zout water uit het westen. We menen dus best wat af te weten van watermanagement. Wij Nederlanders zijn vertrouwd geraakt met het gegeven dat onze dichtstbevolkte gebieden onder zeeniveau liggen. In economisch opzicht zijn dat bovendien de productiefste gebieden waar 65% van ons BNP verdiend wordt. Zonder dammen, dijken en duinen zou tweederde van Nederland regelmatig onder water staan.
Water is niet enkel van invloed op de ruimtelijke ordening en ontwikkeling in Nederland. Het is de doorslaggevende factor.
We bouwen steeds sterkere dijken om overstromingen te voorkomen. Ook houden we ruimte vrij voor het opvangen van overtollig water uit onze rivieren. En we onderzoeken de mogelijkheden voor het bouwen van drijvende woningen. Na eeuwenlang het water bedwongen te hebben met dijken, polders en grote infrastructurele projecten is nu de tijd aangebroken om ons aan te passen.
Nu is het tijd om met het water te gaan leven in plaats van het te bestrijden.
Ruimtelijke ordening en watermanagement zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat geldt niet alleen op rijksniveau maar ook op lokaal en regionaal niveau, op dat van de provincies, gemeenten en waterschappen. Want daar wordt het beleid uitgevoerd. En daarom werken we aan strategieën voor regionaal watermanagement.
Naast de bestuurlijke structuur hebben we ook de wetenschap nodig. Goed beleid is namelijk gebaseerd op feiten. We hebben informatie nodig over de toestand van onze dijken, onze zoetwatervoorraden en het tempo waarmee het zeeniveau stijgt. Ons beleid moet voortdurend getoetst worden aan wetenschappelijke ontwikkelingen. Daarom ben ik zo blij hier vandaag aanwezig te zijn om een bijdrage te leveren aan SASBE2009 voor slim en duurzaam bouwen.
Bij dit symposium kunnen we zien dat er allerlei oplossingen zijn voor de klimaatverandering en de problemen waarmee we geconfronteerd worden nu de fossiele brandstoffen uitgeput raken. Sommige oplossingen kennen we allemaal. We hebben bijvoorbeeld al jaren ervaring met het energiezuinig maken van gebouwen. En op veel plaatsen in onze stedelijke gebieden kunnen we maatregelen nemen om overstromingen na hevige regenval te voorkomen: bijvoorbeeld verhoging van de rioleringscapaciteit en het bouwen van tijdelijke opslagvoorzieningen voor water. Ook SASBE heeft allerlei oplossingen opgeleverd, zoals het membraandak van de Technische Universiteit Eindhoven. De voornaamste uitdaging zal zijn deze oplossingen zodanig toe te passen dat ze zowel helpen de gevolgen van klimaatverandering te beperken, ons aanpassingvermogen bevorderen en op alle niveaus maximaal bijdragen.
In Nederland uiteraard het eerst op deltaniveau. Vorig jaar adviseerde de Nederlandse Deltacommissie de Nederlandse regering over mogelijkheden om het land te beschermen tegen overstromingen ten gevolge van de klimaatverandering. Uitgaand van het zwartste scenario deed de commissie twaalf aanbevelingen.
Deze aanbevelingen betreffen maatregelen langs de gehele kust, die de helft van Nederland beschermt tegen overstromingen, en langs de grote Europese rivieren met mondingen in Nederland. De Deltacommissie heeft ook aanbevelingen gedaan voor de keuze van locaties voor nieuwbouwprojecten. Er zouden geen gebouwen mogen staan waar ze de afwatering van rivieren kunnen belemmeren of een obstakel vormen voor plannen om het niveau van meren op te hogen. En gebouwen zouden alleen op fysiek ongunstige locaties mogen komen, zoals in zeer laaggelegen polders, mits er vooraf een sociale kosten-batenanalyse van is gemaakt, waarbij ook de actuele en toekomstige kosten aan bod komen.
Afgelopen april heeft het Planbureau voor de Leefomgeving bevestigd dat de zoetwatervoorraden en de bescherming tegen overstromingen op de lange termijn vanwege de klimaatverandering verreweg de belangrijkste uitdagingen zullen vormen voor de ruimtelijke ordening in Nederland. Het Planbureau stelde ook andere kwesties aan de orde zoals de behoefte aan klimaatbestendige natuur en stedelijke gebieden en het minder kwetsbaar maken van transport- en energienetwerken.
Ook op dorps- en stadsniveau, waarmee de SASBE-deelnemers waarschijnlijk de meeste affiniteit voelen, zijn interventies noodzakelijk. De kwetsbaarheid van de stedelijke gebieden voor klimaatverandering blijkt wel uit de overstromingen na zware regenval en de schade aan funderingen na lange periodes van droogte. Vanwege de grote bevolkingsdichtheid staan stedelijke omgevingen tijdens extreem warme zomers bovendien bloot aan grote risico's op het gebied van allergieën, infectieziekten en hittestress. Tot dusver bleef de impact van dit soort problemen beperkt, maar we tasten nog in het duister over de gevolgen in het slechtste scenario.
Er zijn allerlei mogelijkheden om in stedelijke omgevingen synergieën te creëren; daar komen de uitdagingen voor klimaatbestendigheid, het temperen van de gevolgen van klimaatverandering en verbetering van de leefkwaliteit immers samen. Het interessantst zijn win-winsituaties gecreëerd met behulp van planningsmaatregelen voor open water en groene ruimte voor de opslag van water en wel zodanig dat het gevaar van hittestress wordt beperkt en de kwaliteit van de leefomgeving wordt verbeterd. Ik heb begrepen dat vandaag bij een van de presentaties de mogelijkheden worden verkend voor het gebruik van open water voor het koelen van gebouwen.
Hiermee komen we op het niveau van de wijk waar herstructurering van bestaande stedelijke omgevingen en de ontwikkeling van nieuwe gebieden kansen bieden voor het combineren van aanpassingen met energiebesparing en duurzame energie.
Zo zijn er energiezuinige ontwerpen met bijvoorbeeld groene daken om hittestress te voorkomen. Ook is het mogelijk overtollige warmte weg te vangen en kunnen alternatieve energiebronnen worden ingezet voor airconditioning. Warmtewisselaars en de opslag van warmte kunnen op wijkniveau voor duurzame airconditioning zorgen, waarbij bovendien het energiegebruik in de winter kan worden beperkt.
In tegenstelling tot landelijke gebieden zijn stedelijke omgevingen niet bepaald flexibel als het gaat om ruimtelijke ontwikkeling en ordening; herstructurering is dan ook vaak een kostbare aangelegenheid.
De komende dertig jaar moeten er in Nederland bijna een miljoen nieuwe woningen worden gebouwd. Andere Europese landen staan voor vergelijkbare uitdagingen. Maar ook de huidige huizenvoorraad - in Nederland hebben we het dan over zeseneenhalf miljoen woningen - moet de komende vijftig jaar klimaatbestendig worden gemaakt. Dit vergt het soort operatie dat te vergelijken valt met de campagne voor woningisolatie uit de jaren zeventig en tachtig.
En dat brengt me op het vierde en laatste niveau: dat van het gebouw. Ik zal niet alle oplossingen gaan opsommen die jullie al te berde hebben gebracht. Jullie hebben mogelijkheden geschetst voor maatregelen op het gebied van ontwerp, bouw, transformatie en flexibiliteit.
Een wereld aan oplossingen, kortom. Nu moeten ze in praktijk worden gebracht.
Behalve de wetenschappers draagt ook het bedrijfsleven een steentje bij. Ondernemingen verrichten veel van het feitelijke werk. Ingenieurs vertellen ons wat er nodig is, aannemers voeren de projecten uit en ontwikkelaars zijn betrokken bij de ruimtelijke ordening.
De belangrijkste lering die we hebben getrokken uit onze eeuwenlange strijd tegen het water is dat we het ons niet kunnen permitteren in afzondering te werken. In een veranderende wereld en met een veranderend klimaat kunnen we alleen met het water leven en onze energiebronnen sparen door op overheidsniveau bruggen te bouwen, de muren tussen politiek, wetenschap en bedrijfsleven te slechten en uit te stijgen boven de grenzen en oceanen die onze landen en continenten scheiden.
Internationale fora bieden ons de gelegenheid partners te vinden om ons gezamenlijk voor te bereiden op de klimaatveranderingen. Laten we duurzame contacten aangaan zodat we de uitdagingen van klimaatverandering het hoofd kunnen bieden en de last kunnen delen.
"United we stand, divided we fall." En dat gaat zeker op voor klimaatverandering. Laten we dus samen denken, werken en bouwen. Er is geen alternatief.
Dank u.