Toespraak van de Prins van Oranje bij de 118e Vergadering van de Interparlementaire Unie (IPU), Kaapstad
Mr Vice President of the IPU, mr Secretary General, Madam Speaker, Mr President of the IUCN, distinguished delegates, ladies and gentlemen,
Ik beschouw het als een bijzondere eer om vandaag de 118e vergadering van de Interparlementaire Unie te mogen toespreken.
Tien jaar geleden, tijdens haar honderdste interparlementaire conferentie, heeft de IPU unaniem een resolutie aangenomen over water en over de middelen die nodig zijn om deze bron van duurzame ontwikkeling te behouden, te beheren en er optimaal gebruik van te maken.
Dat betekent dat de IPU al in 1998, vooruitlopend op de formulering van de Millenniumdoelstellingen, overtuigd was van de noodzaak van maatregelen op het gebied van water en sanitatie. Of, in de woorden van uw resolutie, van de noodzaak 'spoedig internationale maatregelen te initiëren om de toegang tot drinkwater veilig te stellen en duurzame strategieën uit te werken voor het gebruik van water, vanwege het feit dat meer dan een vijfde van de wereldbevolking geen toegang heeft tot veilig water en meer dan de helft niet beschikt over goede sanitaire voorzieningen'.
U weet allemaal wat er sinds die tijd gebeurd is. Er zijn mondiale afspraken gemaakt om het aantal mensen zonder toegang tot goed water en goede sanitatie te halveren. En toen in 2004 bleek dat de realisatie van MDG7, Target 10 niet op schema lag, heeft de toenmalige Secretaris-Generaal van de VN, Kofi Anan, de United Nations Secretary General's Advisory Board on Water and Sanitation, oftewel UNSGAB, ingesteld om de zaak bespoedigen.
Het verheugt mij als voorzitter van UNSGAB bijzonder dat ik u vandaag kan informeren over de voortgang van onze werkzaamheden en dat ik met u van gedachten kan wisselen over de rol van IPU en de nationale parlementen bij de mondiale waterproblematiek.
Want water vraagt nog steeds onze volle aandacht! Maar het vergt nog grotere inspanningen van iedereen om de wereldwijde water- en sanitatiecrisis aan te pakken. Ik ben hier om mijn zorgen over dit onderwerp met u te delen, want ik ben echt bezorgd, dames en heren.
Nog steeds sterven - onnodig - iedere dag weer 7500 mensen door een gebrek aan goed water en goede sanitatie. En nog steeds is er sprake van verontreiniging van onze rivieren en dreigt er competitie over de verdeling van water tussen verschillende functies of tussen bovenstroomse en benedenstroomse gebruikers. En dat, terwijl onomstreden is dat water één van de belangrijkste dragers van duurzame ontwikkeling is, dat iedere dollar geïnvesteerd in water en sanitatie 7 dollar productieve activiteit genereert en zich terugverdient bij tenminste vijf andere Millenniumdoelstellingen.
Gelukkig is er in de afgelopen periode al veel bereikt. Water en sanitatie staan ondertussen daadwerkelijk op de agenda van vele internationale fora. Dankzij UNSGAB, dankzij u en dankzij iedereen die ervan overtuigd is dat duurzame toegang tot drinkwater en adequate sanitatie van groot belang zijn voor de gezondheid, waardigheid en ontwikkeling van de mens.
De VN hebben 2008 uitgeroepen tot Internationaal jaar van sanitatie en inmiddels zijn er op verschillende continenten regionale sanitatiedialogen op ministersniveau gehouden. Afrikaanse ministers hebben concrete afspraken gemaakt in de vorm van de éThekwini Commitments on Sanitation en het AfricaSan Actieplan 2008-2010.
Uit de lange lijst van resultaten noem ik u verder graag ook de oprichting van Global Water Operators Partnership, beter bekend als WOPs, een innovatieve benadering van zuid-zuid en noord-zuid samenwerking en kennisuitwisseling om capaciteit op te bouwen van publieke nutsbedrijven in ontwikkelingslanden.
Ik ben heel blij dat ik u deze resultaten kan melden. Maar, dames en heren, ondanks deze positieve geluiden is verdere bewustwording nodig om water en sanitatie op de lokale, nationale en mondiale agenda te houden en is verdere actie nodig om goede projecten in het veld uitgevoerd te krijgen. Projecten die daadwerkelijk leiden tot duurzame oplossingen van de problemen. De crisis op het gebied van water en sanitatie is nog niet voorbij. Daar valt helaas nog een lange weg te gaan. Vergeet niet dat, zelfs wanneer we de millenniumdoelstellingen bereiken, er nog altijd meer dan 1 miljard mensen zijn zonder toegang tot basissanitatie - en het laaghangende fruit is inmiddels weggeplukt.
Wij als UNSGAB zullen ons de komende periode blijven inspannen, onder andere met acties gericht op de Commissie voor duurzame ontwikkeling, TICAD IV, de G-8, de MDG-top in september in New York en de speciale Water- en Sanitatie-top van Afrikaanse staatshoofden in Egypte van juli dit jaar. We hopen dat de eerder genoemde succesvolle éTthekewini Commitments en het AfricanSan Actieplan tijdens de top door alle staatshoofden en regeringsleiders van de Afrikaanse Unie bekrachtigd zullen worden en daarmee opgenomen kunnen worden in PRSP's en andere politieke processen.
Maar ik wil ook graag een beroep doen op uw hulp en steun.
IPU heeft met haar resolutie in 1998 regeringen en parlementen opgeroepen maatregelen te nemen die tot een beter waterbeheer leiden. Ík reken erop dat u ook vandaag nog vol achter deze resolutie staat. Als parlementariërs bent u als geen ander in de positie om water en sanitatie te agenderen en om concrete voorstellen voor maatregelen of hulp te doen.
Laat mij u twee specifieke onderwerpen noemen waarbij ik denk dat u een belangrijke en significante rol kunt spelen: de samenwerking bij het internationale beheer van grensoverschrijdende rivieren en het verminderen van de administratieve lasten voor landen die ontwikkelingsgelden ontvangen.
Om met het laatste te beginnen
Nationale Parlementen concentreren zich, mede onder druk van steeds mondigere burgers, meer en meer op het controleren van de uitgegeven ontwikkelingsgelden.
Daar is niets mis mee; het is hun taak hun regering uitermate nauwkeurig te controleren bij het uitgeven van belastinggeld. Dit heeft echter als bijeffect dat de ontvangende landen voor alle donoren permanent data verzamelen om op verschillende momenten in verschillende formats te kunnen rapporteren.
Daarnaast verwelkomen de ontvangende landen doorgaans één à twee keer per jaar missies uit alle donorlanden die graag met eigen ogen willen zien hoe hun donorgeld besteed wordt. Het beslag op middelen, tijd en capaciteit om aan al deze verzoeken te voldoen gaat ten koste van waar ze eigenlijk voor bedoeld waren, namelijk de ontwikkeling van de allerarmsten. Dat leidt vervolgens weer tot nog meer kritiek en soms tot nog meer controle door de Parlementen. Ik kan me dat voorstellen, want uiteindelijk willen we allemaal meer efficiency en doeltreffende hulp die directe en tastbare resultaten oplevert met zo min mogelijk overhead.
Met de ondertekening van de Verklaring van Parijs inzake de effectiviteit van hulp, tijdens de OESO-top in maart 2005, bevestigden uw regeringen dit internationale streven naar effectiever gebruik van ontwikkelingsgelden. Als parlementariërs hebt u als geen ander de kans om uw regering - en dat geldt voor zowel de ontvangende als de donorlanden - te inspireren om de Verklaring van Parijs na te leven en meer aandacht te besteden aan concrete resultaten.
Gelukkig hebben ook wij bij de Verenigde Naties dit probleem onderkend en is een start gemaakt met pilots voor een "One UN" formule: één loket voor alle VN organisaties. Na aanvankelijke argwaan bij de ontvangende landen blijkt dit zo goed te werken dat deze landen nu in de rij staan ook met het programma mee te mogen doen, ook al zijn de pilots nog niet eens afgerond en geëvalueerd.
Zou de IPU niet ook in staat zijn zo'n "one-stop shop" te organiseren, waarbij nationale parlementen hun essentiële taak van controleur van de regering onverminderd uit kunnen voeren en de ontvangende landen volgens één format op één moment in het jaar kunnen rapporteren? En waardoor een ieder zich verder met de echte core business van daadwerkelijke ontwikkeling bezig kan houden?
Voor het tweede concrete onderwerp waar u naar mijn mening een doorslaggevende rol kunt spelen, kijk ik weer terug op de IPU-resolutie uit 1998 die ik aan het begin van mijn toespraak noemde.
In deze resolutie verklaart de IPU "to agree on international principles of equity regarding access to freshwater resources and, in the case of riparian States, to co-operate on matters relating to international watercourses, whether transboundary or boundary". Juist voor dit doel had de Algemene Vergadering van de VN in 1997 het Verdrag inzake het recht betreffende het gebruik van internationale waterlopen anders dan voor de scheepvaart aangenomen.
Maar, dames en heren, we zijn ondertussen 11 jaar verder en dit belangrijke verdrag is nog steeds niet van kracht. Slechts 16 landen hebben het geratificeerd en dat betekent dat we nog 19 landen nodig hebben voor dat het kan worden ingevoerd en in werking kan treden.
Onbegrijpelijk! Want juist dit VN-verdrag biedt een kader voor samenwerking tussen staten. Het biedt beleidsmatige en juridische richtsnoeren aan staten die betrokken zijn bij het grensoverschrijdend beheer van stroomgebieden ter ondersteuning van duurzame ontwikkeling, regionale economische integratie en verbeterde toegang tot water en sanitatie.
Waarom is ratificatie van dit verdrag zo belangrijk?
Wereldwijd zijn er meer dan 260 grote rivieren die gedeeld worden door 2 of meer nationale staten. Deze stroomgebieden beslaan zo'n 45% van het aardoppervlak en omvatten bijna 40% van de wereldbevolking. Zonder goed grensoverschrijdend beheer ervan is het onmogelijk het hoofd te bieden aan de uitdagingen van toenemende waterschaarste, rechtvaardige verdeling, verontreiniging of overstroming als gevolg van veranderingen in neerslag en rivierafvoer.
Hoe belangrijk goede grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van stroomgebieden is, blijkt wel als u kijkt naar de voorbeelden van de Rijn, de Donau en de Mekong. De oeverstaten langs deze rivieren zijn er in geslaagd tot een gezamenlijke aanpak van de problemen te komen, met indrukwekkende resultaten. Resultaten op het gebied van de vermindering van verontreiniging of de kans op overstromingen, maar ook in de zin van een verbetering van de relaties tussen deze staten.
Maar de positieve gevolgen van grensoverschrijdende samenwerking zijn ook zichtbaar bij kleinere stroomgebieden. In 1998 bereikten Lesotho en Zuid-Afrika overeenstemming over het Lesotho Highlands Water Project, dat Nelson Mandela omschreef als een "systeem dat Zuid-Afrika voorziet van water, Lesotho van stroom en ontwikkeling bewerkstelligt voor beide landen."
Dames en heren,
Vanmiddag belegt UNSGAB, samen met WWF, GTZ, IUCN en de Italiaanse regering, een speciale informatiebijeenkomst over grensoverschrijdende waterkwesties en over het VN-verdrag inzake het recht betreffende het gebruik van internationale waterlopen anders dan voor scheepvaart. Ik nodig u graag uit deze bijeenkomst te bezoeken en u verder te laten overtuigen van het belang van dit verdrag en van spoedige ratificatie en inwerkingtreding. U speelt een vitale rol in dit proces, want de beslissingsbevoegdheid ligt bij u.
De uitdagingen op het gebied van water en sanitatie zullen de komende jaren een belangrijke plaats op onze agenda blijven innemen. Goed waterbeheer voorkomt internationale spanningen en heeft een directe invloed op het verbeteren van de levensomstandigheden van honderden miljoenen mensen. We hebben uw handtekening, bevestiging en actieve steun nodig. Laten we ons gezamenlijk inzetten voor de gezondheid, waardigheid en ontwikkeling van hen die dat werkelijk nodig hebben. We kunnen het waarmaken.
Dank u.
15 april 2008