Toespraak van Prinses Margriet - als petekind van de Nederlandse Koopvaardij- tijdens de Nederlandse Veteranendag in de Ridderzaal te Den Haag
Koninklijke Hoogheid, Mijnheer de Minister- President,
Mijnheer de voorzitter, (koopvaardij)veteranen,
dames en heren,
Bij mijn geboorte, midden in de Tweede Wereldoorlog, in Canada, vroegen mijn ouders de Nederlandse Koopvaardij om peet te zijn van hun pasgeboren dochter.
Mijn moeder en mijn twee oudste zusjes hadden in Ottawa een veilig onderkomen gevonden nadat zij in mei 1940 Nederland noodgedwongen moesten verlaten, na de inval van Nazi Duitsland.
Mijn ouders bedoelden met dit verzoek aan de koopvaardij de duizenden zeelieden die aan geallieerde zijde meestreden een hart onder de riem te steken. Zij zagen het peetouderschap van de Koopvaardij als symbool en als teken van hoop voor een bijzondere groep, namelijk de zeelieden van de Koopvaardij, die in de oorlog meevochten voor de vrijheid van ons land.
Voor mij was dit het begin van een band voor het leven, een rode draad die mij, nadat wij terugkwamen in Nederland, verder vervlocht met de koopvaardij.
Dat die banden niet zijn gesleten blijkt uit het feit dat ik hier voor u mag staan, en dat vind ik een grote eer.
De Nederlandse koopvaardijvloot had een groot aandeel in de strijd tegen de Duitsers en vanaf 1941 ook tegen de Japanners. Koopvaardijschepen zorgden voor troepen-en evacuatietransporten, bevoorrading van oorlogsmaterieel, grondstoffen en voedsel en dienden als hospitaalschepen.
De koopvaardij was een essentiële schakel in de oorlogsinspanningen en bijzonder belangrijk voor de effectiviteit van de inzet aan geallieerde zijde.
De Nederlandse regering in ballingschap had de Zeeschepen-vorderingswet en de Wet Behoud Scheepsruimte in werking gesteld, waarmee de schepen die ten tijde van de Duitse inval buitengaats waren onder het gezag van de geallieerde oorlogsvoering kwamen te vallen.
Het beheer over de schepen werd in handen gegeven van de Netherland Shipping and Trading Committee, kortweg de 'Shipping' genaamd. Maar zonder bemanning geen scheepvaart en naar de bemanning, zo'n18.000 intotaal, gaat op deze veteranendag onze bijzondere aandacht uit.
Het lot en de rol van het koopvaardijpersoneel kan niet voldoende worden belicht en het respect dat de duizenden opvarenden toekomt is groot.
In mijn beleving is hun lot onderbelicht.
De door de regering in ballingschap ingestelde 'Vaarplicht' was een burgerdienstplicht, maar ook zonder die verplichtende maatregel zouden de meesten zijn doorgevaren.
Het menselijk leed dat volgde is immens.
"…..ik stond net in het achterstuurhuis met de stuurman, toen de eerste voltreffer kwam. Alles bibberde. Je stond met gebogen hoofd, klaar om ergens weg te springen, je wist alleen niet waarheen.
Alles werd door elkaar gesmeten. Het roer liep vast, de moederklok kwam naar buiten zeilen, kompassen braken. Kastjes, lijsten, alles kwam naar beneden…
Toen was het afgelopen.
De Pennland begon zwaar slagzij over bakboord te maken en we moesten van boord…Toen kwam het eerste moment dat ik werkelijk bang was, bang dat de Duitse Junkers de reddingboten onder vuur zouden nemen, want dat doen die schoften."
Een citaat uit het dagboek van Jan Kroesen, 4e stuurman op de Pennland van de Holland America Lijn in 1942.
Rond de 400 schepen gingen verloren, meer dan de helft van de vloot. Tegen vliegtuigaanvallen, mijnen en torpedo's viel immers weinig uit te richten.
In de meeste gevallen waren de schepen 'sitting ducks', ook al kregen deze in de loop van de tijd enige bewapening aan boord. Het varen in konvooi, onder begeleiding van één of meer oorlogsschepen, bood maar ten dele bescherming.
In totaal vielen er meer dan 3000 slachtoffers en het aantal gewonden is even aanzienlijk. Stelt u zich voor hoe groot de spanning aan boord moeten zijn geweest.
Van dag tot dag, vijf lange jaren, de dreiging van onder of boven de waterlijn. Weg van huis en haard, velen al ruim vóór het uitbreken van de oorlog en lange tijd zonder uitzicht of hoop op een toekomst.
Niet wetend hoe de achtergebleven familie het maakte, niet in de gelegenheid de kinderen op te zien groeien, noodgedwongen gescheiden van hun geliefden.
Maar ook een periode waarin geen ruimte voor emoties bestond: alles stond in het teken van de goede zaak, van het varende houden van de schepen en het overleven.
Hoe ongemakkelijk en vaak ook beschamend was het toen de opvarenden, soms pas maanden na het tekenen van de vrede, weer thuis kwamen: er was nauwelijks ruimte voor het verhaal over de lotgevallen van de koopvaardij en het leed van de vaarplichtigen.
Dat de koopvaardij een doorslaggevende rol in de geallieerde overwinning heeft gehad, werd en wordt maar zelden gehoord.
Voor de verwerking was er in het na-oorlogse Nederland weinig plaats.
De maalstroom van de wederopbouw sleepte iedereen weer mee. Sommigen waren een paar weken na aankomst alweer voor maanden op zee. Dit alles heeft een zware wissel op deze beroepsgroep en hun families getrokken.
Om in de grootste nood van de overlevenden en hun families te voorzien werd het Prinses Margrietfonds opgericht.
Dankzij inzamelingen onder de bevolking, iets dat al tijdens de oorlog begon, konden de achtergebleven families van zeevarenden worden ondersteund; na de oorlog vormde het fonds een financieel en sociaal vangnet voor hen.
Vanaf mijn prille jeugd kwam het Prinses Margriet Fonds met een delegatie op mijn verjaardag. Die delegatie bestond meestal uit kinderen van zeelieden die in de oorlog gehandicapt waren geraakt of die waren omgekomen.
Zij werden de margrieten genoemd.
De kinderen waren heel verlegen, ik was ook verlegen.
Het waren geen ongedwongen ontmoetingen voor beide partijen!
Deze bezoeken hebben mij van jongs af aan geconfronteerd met de rol die de koopvaardij in de oorlog heeft gespeeld en de menselijke gevolgen ervan.
Een belangrijk moment dat ik nooit zal vergeten was de onthulling van het monument voor de oorlogsslachtoffers van de Koopvaardij, "de Boeg", aan de oever van de Maas.
Ik was toen 14 en zeer onder de indruk van de emoties van alle betrokkenen.
Ook op vele verschillende andere manieren heb ik een diepe en dierbare band gekregen met de koopvaardij.
Bij ons huwelijk was Kapitein Mörzer Bruyn mijn getuige.
Daarmee heb ik niet alleen hem als peetoom maar ook als veteraan willen eren.
Toen onze oudste zoon Maurits werd geboren, zijn van bijna alle koopvaardijschepen telegrammen binnenkomen met gelukwensen en de koopvaardij werd opnieuw peet van onze zoon.
Ik vind dat voldoende kan worden benadrukt hoe buitengewoon belangrijk het aandeel is geweest dat de Koopvaardij heeft gehad in de bevrijding van ons land.
ZO kan er nooit genoeg waardering en respect zijn voor de inzet, inspanningen en de (traumatische) ervaringen van veteranen.
Onze gedachten en onze oprechte dank gaan vandaag uit naar U, veteranen, en -in het bijzonder- naar het koopvaardijpersoneel 1940-1945.