Toespraak van de Prins van Oranje op het World Congress on Information Technology in de RAI te Amsterdam, 26 mei 2010

De toespraak is uitgesproken in het Engels.

Dames en heren,

Een paar weken geleden sprak de Amerikaanse president Barack Obama studenten toe op de Universiteit van Hampton. Zijn toespraak ging over het belang van het volgen van onderwijs om in de kenniseconomie concurrerend te kunnen zijn. Welsprekend als altijd stelde hij onder andere dat "door de iPod, de iPad, de Xbox en de PlayStation," zonder overigens te durven beweren dat hij er ook maar één kan bedienen, "informatie een vorm van afleiding en vermaak wordt in plaats van een instrument voor empowerment." Verder zei president Obama dat de technologie "ons land en onze democratie zo verder onder druk zet." Dat is nogal ferme taal en The Economist deed zijn opmerkingen dan ook snel af als passend in een lange traditie van gemopper over nieuwe technologieën en nieuwe media. Toch zou het te gemakkelijk zijn, zo niet ronduit fout, om Obama als technofoob af te serveren. We hebben het hier over een Amerikaanse president die leiding heeft gegeven aan waarschijnlijk de effectiefste verkiezingscampagne met nieuwe media in de geschiedenis. Toen hij het Witte Huis betrok, heeft hij hemel en aarde bewogen om niet van zijn vertrouwde Blackberry hoeven te worden gescheiden.

Wanneer we de opmerkingen van de president nader bekijken, krijg ik de indruk dat de menselijke natuur en niet de technologie hiervoor primair verantwoordelijk is. De technologie zelf maakt geen onderscheid tussen goede en slechte informatie. Dat doen de consumenten - als het goed is, tenminste. Uiteindelijk is het de mens die bepaalt of IT wordt ingezet op een manier die empowerment en emancipatie oplevert of op een manier die afleidt en misleidt, of nog erger. Het gaat erom dat de mens de controle moet behouden. We kunnen de technologische vooruitgang kanaliseren en vormgeven en ons eraan aanpassen, zoals ook president Obama benadrukte. Maar wanneer we nieuwe technologieën en mediavormen als alledaagse fenomenen accepteren, moeten we er wel voor zorgen dat iedereen bereid en in staat is om aan de informatiemaatschappij deel te nemen. En daar komt het beleid voor digitale inclusiviteit om de hoek kijken. Met de constatering dat de digitale wereld en de wereld om ons heen steeds meer met elkaar samenvallen, moeten we er voor zorgen dat onze digitale wereld voor iedereen openstaat en toegankelijk is, niemand uitsluit en dat er niemand achterblijft.

Aan de basis ligt uiteraard de behoefte aan infrastructuur. Zonder connectiviteit kunnen we de digitale kloof niet overbruggen.

De volgende stap is toegankelijkheid. Wanneer de infrastructuur eenmaal aanwezig is, moeten we er ook voor zorgen dat kwetsbare groepen niet van de technologische vooruitgang worden uitgesloten en geïsoleerd raken, of dat nu thuis, op het werk of in de maatschappij is. Zo vinden ouderen nieuwe media mogelijk te ingewikkeld. Gezinnen met lage inkomens kunnen wellicht niet beschikken over internet en aanverwante technologieën. En de voornaamste technologieën bieden niet altijd mogelijkheden voor mensen met een handicap. En dat is erg jammer, omdat het juist deze groepen zijn, die het gevaar lopen geïsoleerd te raken en die juist het meest van de informatiemaatschappij zouden kunnen profiteren ter wille van hun maatschappelijke, culturele en economische empowerment.

Zodra mensen toegang tot de digitale wereld hebben, worden digitale vaardigheden en competenties van essentieel belang. Of je nu een complete digibeet bent of een volledig 'aangesloten' topmanager, het op peil houden van je digitale vaardigheden en kennis is van cruciaal belang voor je kansen op de arbeidsmarkt, voor je deelname aan sociale netwerken en voor het verbeteren van de kwaliteit van je leven in het algemeen. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor nationale en lokale overheden. Evenals voor werkgevers, leerkrachten en ouders - en natuurlijk voor de mediabedrijven zelf.

In Nederland werken de overheid, private sector en NGO's samen aan bewustwording van het belang van digitale competenties en digitaal bewustzijn en aan het ontwikkelen van mogelijkheden waarmee mensen in de digitale wereld kunnen leren en groeien. Professor Vijlbrief zal straks nader op deze programma's ingaan.

Op zichzelf is technologie geen alternatief voor onderwijs en empowerment. Maar technologie kan wel bijdragen aan het overbrengen ervan, maar alleen onder de juiste omstandigheden: wanneer mensen over de vaardigheden en de motivatie beschikken om nieuwe media effectief te hanteren. Degenen die zich zonder dat alles in de digitale wereld wagen, kunnen kwetsbaar zijn, net als in de echte wereld. We kennen allemaal de keerzijde van IT: ongevraagde informatie, illegale content, privacyschendingen, diefstal van identiteit en allerlei andere vormen van cybercriminaliteit.

Dames en heren,

Velen van ons hebben het gevoel dat de generatie van in het informatietijdperk geboren en getogen digitale autochtonen een enorme voorsprong heeft op de digitale immigranten uit eerdere generaties. Zo bezien zou de digitale kloof slechts een overgangsverschijnsel moeten zijn, dus van voorbijgaande aard. Toch vrees ik dat het niet zo eenvoudig ligt. Om te beginnen ken ik teveel uitzonderingen op de regel. Verder zou ik erop willen wijzen dat technologische vooruitgang een voortdurend proces is waarbij iedere generatie steeds weer wordt uitgedaagd om zich aan een continu veranderende omgeving te blijven aanpassen. De werkelijke digitale kloof ligt niet tussen generaties, maar tussen degenen die bereid en in staat zijn zich te blijven aanpassen en degenen die terughoudend zijn, de ontwikkelingen niet kunnen bijhouden, hun belangstelling verliezen of überhaupt niet over digitale middelen beschikken. Recent Nederlands onderzoek lijkt dit te bevestigen. Ook al behoort de penetratiegraad van internet en breedband in Nederland tot de hoogste ter wereld, toch beschikken zo'n drie miljoen Nederlanders niet over internet. Volgens de Universiteit van Twente zijn er dringend concrete maatregelen nodig om te voorkomen dat deze groepen - voornamelijk ouderen en lager opgeleiden - structureel van de voordelen van de informatiemaatschappij worden uitgesloten.

Verder wijzen onderzoekers erop dat slechts een beperkte groep over voldoende strategische en internetvaardigheden beschikt om het internet volledig te kunnen benutten. Slechts twaalf procent van de Nederlandse gebruikers beschikt over ver ontwikkelde internetvaardigheden, een cijfer dat de komende jaren hoogstwaarschijnlijk niet zal stijgen. Belangrijker nog, de onderzoekers concludeerden dat de veelgeprezen digitale generatie het in dit opzicht tegen haar ouders moet afleggen. De digitale autochtonen mogen dan gemakkelijker met de technische mogelijkheden van internet overweg kunnen, de eerdere generatie blijkt over betere strategische en internetvaardigheden te beschikken. Jongeren maken weliswaar veel gebruik van internet, maar bezitten niet altijd de vaardigheden die nodig zijn om informatie op de juiste waarde te schatten en goed te benutten.

Een ontnuchterende constatering. Onze kinderen maken iedere dag gebruik van nieuwe media: thuis, op school, voor huiswerk of ter ontspanning. Ze bekijken films, spelen games, wisselen bestanden uit, zijn actief binnen sociale netwerken en zoeken naar informatie. Maar nieuwe media bieden niet alleen kansen, maar ook bedreigingen. Kinderen kunnen online worden gepest. Ze kunnen worden bedreigd of overgehaald om privégegevens bekend te maken. Of ze kunnen informatie of afbeeldingen tegenkomen waar ze zich geen raad mee weten. Het omgaan met nieuwe media moet kinderen worden geleerd. Ze hebben hulp nodig bij hun eerste stappen in de digitale jungle om, zodra ze volop gebruikmaken van het verbazingwekkende potentieel van technologie, te leren hoe ze de valkuilen ervan kunnen omzeilen. Zoals ik al eerder zei, worden de informatievaardigheden van kinderen vaak overschat. Onze kinderen verwerven niet vanzelf de vaardigheden die ze nodig hebben om effectief informatie online te zoeken, te selecteren en te beoordelen, ook al groeien ze op in een wereld vol nieuwe media.

De school lijkt de meest voor de hand liggende plek om vaardigheden op het gebied van nieuwe media te verwerven. Hoewel het woord 'internet' in het Nederlandse kernleerplan schittert door afwezigheid, zijn er volop mogelijkheden om kerncompetenties het klaslokaal binnen te brengen: zoeken naar en beoordelen van informatie, terughoudend zijn met het bekendmaken van privégegevens en je netjes gedragen in e-mails en op chatsites en socialenetwerksites. Onlineveiligheid op school kan en moet worden gestimuleerd. Niet alleen met technische middelen zoals firewalls en virusscanners, maar ook via strategieën voor de omgang met ongevraagde, ongepaste of illegale content.

De Nederlandse campagne Digivaardig & Digibewust tracht onder meer scholen op diverse manieren te ondersteunen. Zo worden praktische hulpmiddelen ontwikkeld voor leerkrachten en ouders, zoals een concept voor een internetprotocol dat scholen kunnen invoeren. Een ander belangrijk initiatief is de aanstelling van zogeheten cyberouders, die een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van internetveiligheid en -beveiliging op school.

In tegenstelling tot andere landen kent Nederland momenteel geen verplichte internetprotocols waarmee scholen leerlingen, leerkrachten en ouders een handreiking kunnen bieden voor hun dagelijkse omgang met de digitale wereld. Persoonlijk heb ik de indruk dat veel ouders, en zeker mijn vrouw en ik, op dit gebied graag gerustgesteld willen worden en een krachtige boodschap over hoe het wel en niet moet zeer op prijs zouden stellen. De invoering van praktische en uniforme internetprotocols op scholen zou wel eens precies het gewenste antwoord kunnen zijn. Ik zou dat dan ook ten sterkste willen aanbevelen.

Dames en heren,

Begrijpt u me niet verkeerd. Ik geloof heilig in de kracht van technologie ter ondersteuning van onderwijs en empowerment. Als vader van drie jonge dochters wil ik hen graag zien opgroeien tot goede digitale burgers. En ik geloof in onderwijs als de beste manier om hen te helpen zich aan technologische veranderingen aan te passen en die op een positieve manier te gebruiken. Aangezien alles van het echte leven - het goede en het slechte - ook een plek in de digitale wereld heeft, is het zaak dat we ons goed voorbereiden!

Dank u wel.