Toespraak van de Prins van Oranje bij de opening van de vrijheidstrein, woensdag 31 maart 2010
Dames en heren,
Ruim 65 jaar geleden vertrok vanaf dit station wekelijks een bijzondere trein. Een trein met medeburgers, die kort daarvoor in het Joodse tehuis aan de Paviljoensgracht bijeen waren gedreven. Een trein die hen bracht naar Westerbork, en vandaar vaak weer verder naar het oosten, in veruit de meeste gevallen hun ondergang tegemoet.
Nu al 65 jaar lang hebben wij deze en de talloze andere diep ingrijpende gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog op 4 mei herdacht, steeds gevolgd door de viering van onze herwonnen vrijheid op 5 mei. Maar in de loop van die 65 jaar is die grote gemeenschappelijke ervaring voor steeds meer mensen gemeenschappelijke geschiedenis geworden. Voor de generatie van mijn grootvader was de oorlog een gedeeld brandmerk, en in veel gevallen de maat van alle dingen. Ook de generatie van mijn vader droeg de oorlog met zich mee, al uitte dat zich anders, bijvoorbeeld door een nadrukkelijke inzet op Europese en internationale samenwerking. En voor de generatie van mijn dochters zullen indringende ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog vooral iets uit de geschiedenisboekjes zijn. Wij hebben de plicht ervoor te zorgen dat het in elk geval daar blijft, in de geschiedenisboekjes, dat het niet in de vergetelheid raakt en dat er nooit weer iets vergelijkbaars terugkeert!
Ik verwacht dat de 'geschiedenisboekjes' er tegen die tijd anders uit zullen zien, want Nederland en de wereld hebben ondertussen verre van stilgestaan. Globalisering, migratie en technologische revoluties hebben het perspectief radicaal veranderd. Informatiestromen zijn oneindig veel groter, maar ook vluchtiger. Meer dan ooit grijpen alle grote vraagstukken in elkaar en zijn ze mondiaal van karakter. Toegang en gebruik van steeds schaarser wordende grondstoffen, zoals energie, voedsel en water, wordt een thema van steeds strategischer betekenis. De klimaatproblematiek confronteert ons meer dan ooit met de grenzen aan de groei. En tegelijkertijd hebben wij in Nederland al 65 jaar onze vrijheid kunnen vieren, terwijl de wereld als geheel in die tijd nog geen dag zonder oorlog of onvrijheid heeft gekend.
In deze veranderende wereld staan wij voor de uitdaging om stil te blijven staan bij vrijheid. Om samen vast te stellen wat er nodig is voor vrijheid in ons land en de wereld om ons heen en zo de essentie van die vijfde mei ook voor toekomstige generaties overeind te houden.
Voor veel mensen van mijn eigen generatie geldt immers dat wij ons geen leven zonder vrijheid kunnen voorstellen. Wij nemen het voor lief, alsof het niet anders kan en nooit anders geweest is. Mogelijk gevolg daarvan is dat wij het begrip vrijheid tegenwoordig vooral verbinden met onze persoonlijke leefsituatie: jezelf kunnen ontplooien in de maatschappij met de kansen die zij biedt. Maar vrijheid is ook rechtstreeks verbonden met verantwoordelijkheid: verantwoordelijkheid voor elkaar en met elkaar, zowel hier in Nederland als op wereldschaal.
De kernvraag wat de voorwaarden zijn voor wereldwijde vrijheid staat in dit jubileumjaar centraal. De "trein van de vrijheid" zal van vandaag tot 5 mei ruim een maand door Nederland rijden, om een breed publiek mee te geven dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Dat vrijheid de inzet van een ieder vraagt en dat je zelf iets bij kunt dragen aan de vrijheid van anderen. Door zo even stil te staan bij vrijheid, hopen we de mensen uit te dagen om een antwoord te formuleren op de vraag wat eigenlijk de fundamentele voorwaarden voor vrijheid zijn en hoe we die voorwaarden een stapje dichterbij kunnen brengen.
Als de jaarlijkse nationale onderzoeken van het Nationaal Comité 4 en 5 mei in de goede richting wijzen, dan zouden die voorwaarden voor vrijheid wereldwijd wel eens heel erg kunnen lijken op de 'vier vrijheden' die de toenmalige Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt op 6 januari 1941 formuleerde. Volgens Roosevelt moest ieder individu in deze wereld vrij zijn van angst en gebrek aan voedsel, een dak boven zijn hoofd hebben, en vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst hebben.
Natuurlijk is de context en daarmee de betekenis van Roosevelts vier vrijheden door de tijd heen veranderd. Maar in de kern staan de vier vrijheden van Roosevelt nog fier overeind, inclusief de ingebouwde oproep om ook nu - in een hele andere wereld - onze verantwoordelijkheid te blijven nemen.
De vrijheid van meningsuiting bijvoorbeeld, ligt inmiddels een stuk complexer dan de aloude vraag of burgers op het centrale plein hun regering kunnen bekritiseren zonder angst om in het gevang te eindigen. De technologische vooruitgang, van mail en blogs tot Twitter en YouTube, heeft nieuwe fora voor vrije meningsuiting gecreëerd, maar ook nieuwe doelwitten en methodes voor diegenen die de open uitwisseling van kennis en ideeën willen tegengaan. Vaak zijn het juist mensenrechtenactivisten, bloggers en journalisten die dan te maken krijgen met bedreiging, vervolging of zelfs moord. Geen open samenleving zonder permanente waakzaamheid.
Ook de discussie over vrijheid van godsdienst had anno 1941 bijvoorbeeld een heel ander karakter dan de discussie die we hier nu over voeren. Omdat de vrijheid van de eenling, of van enkelen, fricties kan vertonen of zelfs kan botsen met de belangen of de mate van bescherming van anderen, zijn vrijheid en verantwoordelijkheid onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zoals Hillary Clinton eind vorig jaar heeft gezegd bij haar aanvaarding van de Four Freedoms Award: 'Het leren respecteren van het geloof van je buren is het toegangsbewijs tot de 21ste eeuw'.
De derde vrijheid van Roosevelt is de vrijwaring van gebrek. Vrij vertaald, je primaire levensbehoeften: genoeg te eten en een dak boven je hoofd. Waar wij zelf in welvaart leven, is dit ideaal voor sommigen in ons eigen land en voor talloos veel miljoenen over de hele wereld nog heel ver weg. Als wij de strijd aanbinden met honger, klimaatverandering, natuurgeweld en ziekte, en zo investeren in de primaire levensbehoeften van mensen wereldwijd, investeren wij ook in onze eigen veiligheid en welvaart. Iedereen kan hier zijn steentje bijdragen: zowel ver weg als dichtbij huis.
Toen Roosevelt zijn vier vrijheden formuleerde, stond een groot deel van de wereld in brand en had de vierde vrijheid, de vrijwaring van vrees, natuurlijk de meeste actuele waarde. In Nederland kunnen wij - mede dankzij Roosevelt en het gevoel van internationale verantwoordelijkheid dat hij destijds wist te mobiliseren - op dit punt nu al 65 jaar onze zegeningen tellen. Maar grote delen van de wereldbevolking zuchten nog altijd onder oorlog en vervolging. Onze grondwet stelt dat Nederland zich zal inspannen als de internationale rechtsorde wordt bedreigd, en daar houden wij ons aan. Of het nu gaat om het bevorderen van mensenrechten, de opbouw van fragiele staten of de deelname aan vredesoperaties; wij zullen onze verantwoordelijkheid moeten blijven nemen.
Niemand is te klein om iets bij te kunnen dragen, ook dicht bij huis. Hoewel staten en overheden natuurlijk een grote invloed hebben op de voorwaarden voor vrijheid, kunnen mensen zelf ook veel doen. Wereldwijd zetten mensen zich in voor de vrijheid van een ander en verzetten mensen zich tegen de schending van vrijheden. Sommigen doen dit door lidmaatschap of donaties aan NGO's of religieuze gemeenschappen die zich inzetten voor vrijheden. Anderen zetten zich zelf fysiek in voor de vrijheid van een ander door scholen te bouwen of waterputten te slaan, of zij organiseren bijvoorbeeld handtekeningenacties voor een goed doel. Zo zijn er talloze vormen om bij te dragen aan de voorwaarden voor vrijheid.
Vijf jaar geleden heb ik op 5 mei gesproken over helden in vredestijd. Mensen die hun verantwoordelijkheid nemen en laten zien waar ze staan. Ook als ze daarmee tegen de heersende stroom in moeten zwemmen. Zonder die burgermoed - Zivilcourage, noemde mijn vader het - kunnen we onze vrijheden niet behouden of versterken. Ook een vrij, open land heeft moedige mensen nodig: Ouders, die hun kinderen met liefde en geduld opvoeden tot vrije, verantwoorde burgers. Onderwijzers, die hun leerlingen nieuwsgierigheid en respect voor anderen bijbrengen. Hulpverleners, die mensen, die lijken af te haken, er weer bij betrekken. Dienaren van de publieke zaak, die de moed bezitten om te doen wat gedaan moet worden, ook tegen alle trends en opportunisme in. Zolang anderen nog in vrees en gebrek moeten leven, zijn wij ook zelf niet vrij.
Nu de generatie die de Tweede Wereldoorlog actief heeft meegemaakt kleiner en kleiner wordt, is dat de vraag die ik de komende generatie zou willen meegeven: wij weten wat mensen vroeger gedaan hebben- en blijven dat uiteraard herdenken en respecteren - maar wat doe jij nu voor de vrijheid van een ander?
Een vrije samenleving verdient zorg en onderhoud, en voortdurende waakzaamheid, nationaal en internationaal. Laten we daar op 5 mei maar ook op andere dagen bij stil blijven staan.
Hiermee verklaar ik het project 'Stilstaan bij Vrijheid' voor geopend.