Toespraak van Hare Majesteit de Koningin, 8 oktober 2007
tijdens het staatsbanket in Paleis Noordeinde te Den Haag ter gelegenheid van het staatsbezoek van de President van de Bondsrepubliek Duitsland
Mijnheer de President,
Het is mij een groot genoegen U en Mevrouw Köhler op dit staatsbezoek aan Nederland welkom te mogen heten en U vanavond hier te ontvangen.
Er zijn tussen de Bondsrepubliek en Nederland ontelbare verbindingen en vriendschappelijke relaties. Dat neemt niet weg dat het belangrijk is dat buurlanden elkaar met enige regelmaat ook officieel ontmoeten, om uitdrukking te geven aan de uitstekende betrekkingen en om aandacht te besteden aan belangrijke onderwerpen die beide landen ter harte gaan.
Velen zullen zich herinneren dat Uw land in de eerste helft van dit jaar op bijzonder succesvolle wijze het voorzitterschap van de Europese Unie heeft vervuld. In een kritieke periode heeft het Duitse voorzitterschap zich met voortvarendheid ingezet om een oplossing te vinden voor de institutionele impasse in de Unie. Door Uw optreden bent U er in geslaagd de lidstaten weer uitzicht te bieden op een verdere, evenwichtige ontwikkeling, die vertrouwen geeft in de toekomst van de Unie. De Bondsrepubliek heeft daarmee met overtuiging de rol vervuld die een groot, centraal gelegen land van nature toevalt. Economisch en geografisch - en psychologisch - ligt Uw land immers in het hart van Europa. Het is in ons aller belang dat dit hart ook klópt voor Europa. Wij kunnen met dankbaarheid vaststellen dat het Duitse voorzitterschap zijn voornemens ten volle heeft waargemaakt.
De afspraken die zijn gemaakt, bieden kansen voor een nieuw elan in Europa, waarbij ook een belangrijke inbreng valt te verwachten van de nieuwe lidstaten. Alleen met die herwonnen kracht zal de Unie de grote, grensoverschrijdende problemen waarmee wij worden geconfronteerd, kunnen aanpakken. Veiligheid, milieubescherming, het klimaat, waterbeheer en de ontwikkeling van achtergebleven landen zijn helaas maar al te bekende voorbeelden van problemen die geen land alleen aan kan. Wij kunnen daar nog het vraagstuk van de integratie van minderheden aan toevoegen. Onze landen moeten zich blijven inspannen om de opname van nieuwe bevolkingsgroepen hand in hand te laten gaan met openheid en respect voor onderlinge verschillen. Een realistische aanpak is hierbij noodzakelijk. U hebt zich zelf, Mijnheer de President, bij verschillende gelegenheden over dit onderwerp uitgesproken.
In de Europese Unie vordert de samenwerking gestaag. Een goed voorbeeld daarvan zijn de Euregio's die zich tussen onze beide landen hebben ontwikkeld. Vanzelfsprekend sluiten de bestuursorganen van de Bondsrepubliek en Nederland niet altijd op elkaar aan, maar dat heeft niet verhinderd dat in de verschillende Euregio's die wij rijk zijn allerlei instanties op diverse gebieden, waaronder de openbare orde en de werkgelegenheid, de handen ineen hebben geslagen. Hiermee wordt de internationale concurrentiepositie van deze grensregio's versterkt, met inachtneming van behoud en verbetering van het leefklimaat in de breedste zin van het woord. Met de successen die in de Euregio's worden geboekt, wordt de Europese integratie ook in het dagelijks leven van vele Duitsers en Nederlanders zichtbaar.
Uw land, Mijnheer de President, geeft ook blijk van verantwoordelijkheid jegens andere delen van de wereld. De Duitse krijgsmacht neemt al vele jaren deel aan crisisbeheersing in Bosnië en Kosovo, vervult NAVO-taken in Afghanistan en opereert voor de kust van Libanon in het kader van UNIFIL. Zij doet dit overigens samen met de Nederlandse krijgsmacht, waarmee sinds jaar en dag een nauwe samenwerking bestaat.
Duitsland zet zich bovendien actief in voor de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties. Uw land is toonaangevend in de strijd tegen de armoede. Uw persoonlijke belangstelling voor duurzame ontwikkeling komt tot uitdrukking in de bijeenkomst over dit thema in het kader van het staatsbezoek.
Mijnheer de President,
De economie van de Bondsrepubliek heeft een moeilijke periode achter zich gelaten. Het is verheugend dat onze beide landen nu een positieve ontwikkeling laten zien. Daarbij dwingt de prestatie van Duitsland extra respect af vanwege de zware taak die Uw land op zich heeft genomen om de deelstaten in het oosten met alle mogelijke middelen te helpen de achterstand die zij in de jaren van verdeeldheid hebben opgelopen, in te halen.
Ook in Duitsland - of misschien moet ik zeggen: vooral in Duitsland - is innovatie de motor van de economische vooruitgang, met name op het terrein van duurzame energie. Uw land besteedt veel aandacht en geld aan de ontwikkeling én de toepassing van nieuwe technologieën die van wind, waterstof en zonlicht nieuwe, schone energiebronnen maken. Dankzij een sterk stimulerend beleid is de Bondrepubliek in dit opzicht een voorloper in Europa.
De grote economische verwevenheid van onze landen leidt tot talrijke contacten en uitwisselingen van Duitsers en Nederlanders. Dat geldt ook voor vele andere terreinen, zoals de muziek, de beeldende kunst en het onderwijs. Dankzij het ERASMUS-programma trekken veel Nederlandse jongeren naar Duitse hogescholen en universiteiten en vormen bij ons Duitse jongeren zelfs de grootste groep buitenlandse studenten. Op het gebied van muziek en cultuur overstijgt de wederzijdse waardering onze grenzen.
Mijnheer de President,
In onze beide landen bevinden zich monumenten die de eeuwen hebben overleefd en ons herinneren aan contacten uit een ver verleden. Ik denk bijvoorbeeld aan de stad Oranienbaum, waar met bewonderenswaardige inspanning en grote betrokkenheid van de lokale gemeenschap het oude, met mijn familie verbonden slot wordt gerestaureerd. Ik ben blij dat U en ik door de voortzetting van onze gezamenlijke patronage van dit historische project blijk kunnen geven van onze belangstelling en grote waardering.
Deze banden uit het verleden blijven een bron van rijke inspiratie voor heden en toekomst.
Gaarne nodig ik alle aanwezigen uit met mij het glas te heffen op Uw gezondheid, Mijnheer de President, op die van Mevrouw Köhler, en op de verdere bloei van onze nabuurschap en onze hechte betrekkingen.
Tischrede Ihrer Majestät der Königin, 8. Oktober 2007